Vincent de Boer / 11-03-2009
De eerste keer, dat ik een glimp van de Czaar Peterstraat opving, was vanuit de trein. Met een wijde boog reed deze om Amsterdam. Het grote huis op de hoek past echt bij een stad. Van boven keek je over de straat met hoge bomen, die vast naar het centrum leidde. Ik kwam vanuit het hoge noorden van Groningen en ging een weekendje naar mijn oma. In het dorp, waar ik woonde, bezorgde ik het NRC Handelsblad, een krant voor dikke boeren. Op de achterpagina zag ik op een keer een foto met artikel over dat grote huis op de hoek van Amsterdam*. Waarschijnlijk was het net gered van de ondergang of juist niet.
De volgende keer dat ik er langs reed, lette ik er nog meer op. Stond het er nog? Het huis werd een symbool van de ultieme metropool, bijna Parijs of Berlijn. Het soort stadsgezichten van de impressionisten. Ik fantaseerde over hoe het zou zijn om zelf in deze stad te wonen. Romantisch op een zolderkamer met uitzicht over het spoor met een steile trap en een hospita.
Mijn droom werd werkelijkheid, ik werd aangenomen op de Rietveld Academie, woonde in een kraakpand achter Krasnapolsky en vond een atelier in pakhuis Wilhelmina. Sindsdien fiets ik bijna dagelijks door de Czaar Petersstraat. De hoekpanden staan er gelukkig nog steeds.
De straat verandert snel; soms herinner ik me nog de poezenhokken van het asyl, die aan de buitenkant hingen, of de ontruiming van de Conradstraat (dat leek mij toen het einde van een tijdperk) en de gesloopte dubbeltjespanden lijken al ver weg. De bomen zijn nog steeds majestueus en de straat wordt steeds vrolijker met alle creatieve industrie.
Het is voor mij nog steeds de meest dierbare route waar je de polsslag van de stad voelt.
*als iemand het bewuste krantenartikel heeft, dan zou ik het graag nog eens teruglezen.