Alma Hoogeveen / 11-06-2009
De eerste keer dat ik in de Witte Boei kwam, het is alweer jaren geleden, vond ik er helemaal niets. Er was geen ziel. De kern was de koffiebalie, maar die voelde niet veilig. Nergens beschuttende muren. Openstaande deuren rondom. Het hart van het Huis was een doorloopgang. Een weg naar iets, in die openstaande kamers, dat even onbestendig bleef.
Wennen daaraan, het je het Huis eigen maken, duurt jaren. Af en toe liep ik er binnen, meestal om het WOUWblad (wijze ouwe wijven) neer te leggen, dronk een kopje koffie en ging op een holletje naar huis. Daar had ik immers m’n boeken en zoveel anders te doen. Vervelen? Een begrip dat ik niet begrijp.
Wat heb ik in een buurthuis te zoeken? Het is als een café op de hoek. Heerlijk, maar je komt er nooit, want twee stappen verder zit je thuis met je eigen koffie.Dat heeft in zich dat je een kluizenaartje wordt, contact met mensen en buurt verliest. En omdat dat misschien op den duur niet zo goed voor je zou kunnen zijn, ging ik hartelijk in op de uitnodiging van de Witte Boei, een inloop voor 50+ers op te zetten en gaande te houden.
Onze plek werd het Bijltjespad. Die had ziel. Grote houten tafel, een pot zelfgezette koffie op een lichtje, geen gang, geen open deuren. Eén grote ruimte alleen voor ons. Er kwamen computers en boekenkasten, die bezoekers vulden met wat thuis uit berging en kasten puilde. Een poging tot een boekenpraatochtend mislukte, maar intens waren de gesprekken rond de koffietafel, over koetjes en kalfjes zo goed als over levensproblemen. Met sinterklaas namen we er speculaasjes bij en ik maakte voor iedereen een gedicht. Een keer in de maand vertoonden we een ‘met elkaar gekozen’ film.
Het sprookjeseinde ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’, zat er niet in. Bijltjespad werd te duur. We mochten kiezen: ophouden of verder gaan in de Witte Boei. Het werd Witte Boei. We veranderden de naam in Eigen Wijze Eilanders, zetten de koffie op een nieuwe tafel, versleepten boekenkasten en computers en … … vergaten dat we aan de ‘open’ ruimte moesten wennen. Anderen eveneens op zoek naar iets, liepen in en uit.
We verloren, meestal om gezondheidsredenen, gastheren en vrouwen, waardoor het gewenningsproces voor mij, omdat ik nu twee keer in de week kwam, sneller verliep. Het had ook iets aantrekkelijks, het gedoe in een buurthuis te aanschouwen en wat mensen te leren herkennen. Bovendien werd me gevraagd de Leeskring te begeleiden – voor te zitten, vind ik eigenlijk leuker gezegd – zodat ook de avondsfeer van het Huis bij me binnen kon dringen.
Toch werd er heftig aan onze ‘verhuisde’ ziel geknaagd. Bij de laatste film viel het doek drie keer van de wand en het beleid ten aanzien van keukengebruik haalde ‘onze’ koffiepot van tafel. Tja, er wordt over koesteren nagedacht.
En wie weet wat dit Buurtboek voor helende werking kan hebben. Besef wel, Buurtboek en Buurthuis geven de buurt een gezicht, haar bewoners een identiteit.