Maria Bervoets / 08-01-2010
Niet meer ‘s nachts buiten gesloten worden als ik na half elf ergens naar toe was gegaan. Mijn bezoek werd niet meer om 10 uur weggestuurd. Direct gehuurd van de huisbaas. Ik genoot van de vrijheid. Ik schilderde vloer blauw en de kozijnen rood en spande de Nederlandse vlag als “deur”tussen de keuken en de kamer. De kamer was 1,90 bij 1,95. Mijn eenpersoons bed en stalen boekenkast paste er in. Ik nam een plank mee die ik op een leunstoel legde. Zo had ik een “bureau”, waarop ik kon typen. Met de Aladin, een rond oliekacheltje was de inventaris compleet. De muur achter het bed had ik beplakt met kranten en affiches, maar toch was deze altijd zeiknat.
Het vloeroppervlak van de keuken was 65 cm bij 3 meter. Er was wel ruimte voor een kookstel en een paar ingebouwde houten kastjes voor bordjes en kopjes. Het maximum aantal mensen dat er in paste was 22. Op mijn verjaardag tijdens de “Nieuwmarktrellen” zaten we met twee rijen dik op het bed, nog twee rijen er voor en ook de keukenvloer was vol. Mijn vriendenkring bestond zowel uit krakers als uit CPN-ers, maar het bleef toch heel gezellig omdat iedereen bij elkaar op schoot zat en de hapjes vanuit de keuken over de hoofden heen moesten worden aangereikt.
Het Entrepotdok werd toen al niet meer gebruikt. Vanuit mijn raam zag ik de hoge stenen muur en daarboven de klapperende houten luikjes. De Hoogte Kadijk zelf was nog een en al bedrijvigheid. Als ik voor het Nederlandse Veen mijn fiets van- of op slot zette, kreeg ik een regen van opmerkingen over me heen, waarvan ik zou moeten blozen. Om en of andere reden werd er dagelijks gehesen. Altijd hingen mannen boven uit de ramen.
Vanaf daar waar de pakhuizen ophielden tot aan het Kadijksplein was ieder huis aan weerskanten van de dijk een winkeltje. Zelf woonde ik boven een wasserij. Bij de buurman, groenteboer in een Sibbelwoning, kwam ik niet meer. Ik ben gevoelig voor vlooien. Wel bij de bakker en kruidennier, de man met gasflessen en de winkel voor olie. Was er ook niet een winkel met heet water? In de meeste winkels kwam ik niet. Ik herinner me een winkel met sigaren en tabak en een met schuimrubber, iets met verf of stoffen, kolen? Ik kan het allemaal niet meer bedenken, want ik kon het ook niet gebruiken. Op de Kattenburger en Wittenburger gracht ging dit ook zo huis aan huis door. Bij Jantjevanalles naast de Oosterkerk kwam ik wel geregeld.
Hoewel er op kattenburg een studentenflat was, waar ik altijd ging douchen, was op de Hoogte Kadijk het begrip student volledig onbekend. Met de buren kreeg ik niet echt contact. Aan de achterkant hingen waslijnen van huis naar huis en tijdens de afwas zong ieder vanuit zijn open raam liederen van de zangeres zonder naam. De mensen konden er heel goed zingen. Boven Christo was een Soos en iedere vrijdag en zaterdag hoorde ik ze daar zingen tot midden in de nacht. Ik ben een paar keer de trap naar de Soos opgegaan, maar werd niet binnengelaten.
Ik woonde als meisje alleen, zonder kind, was geen prostituee, niet het vriendinnetje van de huisbaas en hield me ook niet met zijn illegale handel bezig, die me ‘s nachts uit de slaap hielden. Zij begrepen echt niet waarom ik daar woonde.
Mijn buurvrouwen lapten de ramen buiten terwijl hun kind naast hen in een tuigje vastgebonden in de kinderstoel zat. Ik had dan de neiging om zo’n kind een speeltje te geven tegen de verveling en apathie, maar durfde het niet. De iets grotere kinderen knikkerden in de goot. Sommigen hadden schurft of ringworm, in ieder geval grote kale plekken in hun haar. Ergens anders heb ik dat in Amsterdam nooit gezien.
Er waren nog met van die trappetjes naar beneden koffiehuizen of kroegen, die op onmogelijke tijden open waren. Ik zelf kwam dan in de vroege ochtend thuis en de bewoners gingen in het donker na een bak koffie met een neut juist aan de slag? Ik ben het niet te weten gekomen, want ik verhuisde naar een woongroep in een “onbewoonbaar verklaarde woning”in Oost.