Gies van Rooij / 01-01-1998
Een verhaal over de jaren 30 op KattenburgGeplaatst door Angelie Weber, februari 2010Dit is een deel van een interview met mevrouw Gies van Rooij, in 1998. Mevrouw woonde toen in de Goodwillburgh in de Anne Frankstraat. Ze vertelt over haar jonge jaren op Kattenburg en Wittenburg.
LEVEN OP DE POF“ Ik woonde vroeger op Kattenburg. Haar vader ‘liep met vis’ en moeder werkte bij ‘de Jodinnen’ in de Burmanstraat . Jullie kunnen je niet indenken wat wij daar hebben meegemaakt. Met acht à tien kinderen zaten de mensen op halve woninkjes. Ze hadden geen geld, ze poften. De winkeliers schreven met de vork (dubbele rekeningen). De mensen hadden hun huurschuld en dan kwam Barendje Stoppelsteen, de deurwaarder, en die haalde de boel weg. We kregen ‘klompenbriefjes’ van de gemeente, later had ik opgelapte schoenen van een kwartje. De huizen waren te klein om binnen te spelen, de straat heeft ons groot gebracht. Wij konden toen op de straat spelen, er kwam alleen af en toe een paard en wagen of een fiets langs.Er waren heel veel winkeltjes en er was veel handel op straat, het liep de hele dag door: de groenteman met een kar, allerhande bloemenmannen en de Joden met stekkies (aangestoken sinaasappels, bruine bananen). Je kocht alles bij die karren, want het was veel goedkoper dan in de winkel. Zondags kwam tante Saar met warme gallen (en ander brood) over Kattenburg en Wittenburg. Ook liepen ze met rode
wijn, zure bommen, pinda’s en een oud kacheltje op een kar met gepiepte kastanjes.
SPELLETJESIk ging op Wittenburg naar school en speelde daar allerlei spelletjes op straat. Een zo`n spelletje was ‘zuigertje’: tegels uit de stoep trekken. Je nam een stukkie leer zo groot als een koekie en deed er een touwtje door. Dan legde je dat in de pisbak, want dat leer moest eerst zacht worden. Daarna trapte je het plat op de straat en trok je er de stenen mee uit. En ‘pinkelen op de putten’ Je sneed een puntje aan een stukje kachelhout. Dan sloeg je de pinkel weg met een stokje. De ander moest het opvangen en dan mocht die weer slaan. En ‘knikkeren’, schuiven in de goot met een grote looien daai. Dat is een kogel, die vond je langs de dijk. Ze vielen uit de wielen van de treinen. En ‘hinkelen met een stok’, dat was het mooiste wat er was. We speelden veel in de Kattenburger speeltuin, de meisjes speelden daar korfbal. De jongens voetbalden in de ‘kuil’ achteraan op Kattenburg. Dat was een glooiing bij het Mariniersplein en de brug naar de haven.
SPORTEr was rivaliteit op de eilanden vooral op sportgebied. Verder merkte je het bijvoorbeeld op luilak,. De jongens gingen vechten tegen elkaar. Dan mochten we geen luilakbollen halen bij bakker Revier op Wittenburg. Het bruggetje was de scheidslijn. Aan de ene kant stond Kattenburg, aan de andere kant stond Wittenburg en maar gooien. Elk eiland had zijn eigen voetbal- en korfbalclub. Als Swift (Czaar Peterbuurt) tegen SVL (Kattenburg) speelde, ging het er fel aan toe en zo was het ook met de voetbal. Het waren goede clubs en er was een rijk clubleven. De korfbal en voetbalverenigingen hebben nu nog reünies van de ‘ouwe hap’.
DANSEN
Behalve sportclubs waren er een toneelvereniging, een mondorgelclub ‘de Kliek’, de speeltuinvereniging ‘con Brio’etc. Alle clubs hadden jaarfeesten. Er werden toneelstukken opgevoerd door toneelgezelschap ‘Het Masker’ en er werd gedanst. “Iedereen kwam daar. Alle weken hadden we wel een uitvoering, we dansten wat af. Zomers waren er op zondagavond voorstellingen van ‘het Masker’ in de Kattenburger speeltuin. Er werd een podium neergezet en allemaal banken. In gebouw ‘het Eiland, een clubgebouw in
de Grote Wittenburgerstraat, waar muziek- en zangverenigingen speelden, waren muziek feestavonden. Verder werd er op feestavonden tot ’s nachts 4 uur gedanst bij de Marine in ‘loodsje 80’ en in het militaire gebouw op de Hoogte Kadijk. We leerden de militairen dansen. Het was keurig en net, we mochten onze eigen vrienden meenemen.De armoede hield de mensen netjes en gezellig.
Angelie Weber, 1998