Angelie Weber / 01-02-1998
Coby woonde op Oostenburg en haar vader was busschauffeur.Haar ouders en Coby hebben geen armoe gekend.Coby speelde vooral diabolo, zuigertje en priktol in de straat. “Er waren vensterbanken met rijen pennen om de ramen te beschermen. Als je verloor moest je de tol op de pennen setten en dan kreeg je er drie klappen op. Als je tol dan al een beetje gammel was dan brak ie in tweeën natuurlijk. Wat we ook deden was schommelen om een lantaarnpaal heen. Boven was er zo’n ijzeren stuk en daar gooide je je springtouw overheen.”“De derde maandag in augustus was hartjesdag”, vertelt Coby. “Er was vuurwerk en we hadden sterretjes. De zolders in de straat werden opgeruimd en alles werd naar beneden gegiid. Daar werd dan een fikkie mee gestookt. We hadden een smalle straat en die fik met hartjesdag, dat was eng hoor.” Stien: “en fakkels, die haalden we in oost of aan de overkant van het IJ. Die liet je drogen en zette je in de petrolie. Met hartjesdag stak je ze aan op straat. Er was een man met een heel groot hoofd. Die ging op zulke dagen in een kist op een bakfiets zitten met een grote ketting en iets over zijn hoofd- zodat je hem niet zag- en dan kwam ie ineens te voorschijn met zijn grote hoofd. Dan gaf je hem een stuiver of een cent.”Coby gingen naar de Jacob Binkerschool op het Wittenburger End.Eens per week gingen ze met school naar het badhuis. Af en toe waren er een soort schoolreisjes: “je kon loten dat je een dag mee naar buiten mocht, maar de arme kinderen gingen voor”, zegt Coby, “ik mocht nooit mee. In de 6e klas gingen ze, als ze het konden betalen, drie dagen naar Renkum of Valkeveen. De meeste meisjes gingen naar de 7e klas, daar leerde je Engels en Duits. Sommige gingen naar de huishoudschool. Op hun 14e gingen ze werken, bijvoorbeeld, zoals Coby, bij Verkade.Het bruggetje was de scheidslijn. Aan de ene kant stond Kattenburg, aan de andere kant stond Wittenburg en maar gooien.” Coby: “het gebeurde niet alleen op luilak. Je had van die periodes, meestal in de zomer als het slecht weer was. Je mocht niet over het bruggetje, de aanleiding was vaak niks.” In de café’s waren wel eens meningsverschillen”, vertelt Coby, “dan wat het ‘kom maar naar buiten’, de overhemden gingen uit en dan was het knokken. Er kwamen toen geen messen aan te pas.”We hebben een leuke jeugd gehad” , vinden Stien en Coby
Angelie Weber 1998