Martine Homma (bijnaam poppie) / 01-06-2010
Mijn herinneringen aan -de Eilanden - grote Wittenburgerstraat 160 Mijn eerste herinneringen zijn die van een drukke volksbuurt, waar
veel grote gezinnen in soms te kleine en vochtige woningen
woonden, gezinnen met 10 of 12 kinderen waren geen uitzondering,
de mensen waren arm, vooral na de oorlog, wij hadden het geluk in
een woning te komen wonen, die na de oorlog 40-45 werd gebouwd
en voor die tijd redelijk modern was, open deuren naar een balcon,
een douche was er niet, het was de tobbe op zaterdagavond en
soms naar het badhuis in de Bootstraat, vreselijk vond ik dat, zo
met mijn handdoekje onder mijn arm te lopen, waarom weet ik nog
steeds niet, maar ik schaamde mij toen voor de buurt, de armoe,
de troosteloosheid van de straten. Wij woonden op eenhoog en mijn oma op tweehoog, mijn oma
bestierde het gezin, want mijn ouders waren nooit thuis, mijn vader
was in de oorlog en vlak erna dansles gaan geven op straat, in
1946 haalden zij hun dansdiploma en vanaf toen gaven zij altijd
dansles in gebouw Het Eiland, een soort ontmoetingscentrum,
waar men zalen kon huren, heel veel eilanders hebben leren
dansen bij mijn ouders, mijn oma verzorgde ons en als het
avondeten klaar was, stampte zij met haar voeten op de grond, wij
vlogen dan naar 2-hoog, en na het eten zakten wij weer naar
1-hoog, mijn oma was een friezin, met een grijze knoet en altijd
een bloemetjes schort aan, overdag werkte zij bij rijke mensen, om
ons haar kleinkinderen iets extra's te kunnen geven, een
onvergetelijke vrouw, waarvan ik hopelijk een paar
karaktereigenschappen heb geerfd, haar humor, haar zorgzaamheid
en haar eerlijkheid. Als mijn ouders s'avonds naar het dansen waren, dan zette mijn
oma stiekem de klok een uur vooruit, dus wij lagen er altijd vroeger
in dan andere kinderen, mijn moeder was een afstandelijke vrouw,
mijn vader had een enorme uitstraling, hij had een enorm gezag op
dansles, dat moest ook wel met al die verschillende sterke
persoonlijkheden die de eilanders hadden, verder was hij voor
niemand bang, als hij zondagsochtends aan het ontbijt zat met een
blauw oog, dan was het de avond daarvoor weer knokken geblazen
geweest met Teun van der Vaart, een zeer bekende kattenburger,
met een hart van goud, maar hij moest geen borreltje teveel op
hebben, want dan werd hij vervelend en moest mijn vader hem eruit
gooien, wat gepaard ging met een fikse knokpartij, toen was het
nog knokken met de vuist, er kwam geen mes of pistool aan aan te
pas, de volgende dag kwam Teun dan aan de deur zijn excuses
maken en was het weer goed tot de volgende knokpartij. Verder organiseerde mijn vader enorme feestpartijen op straat,
vooral met de Sinterklaas intocht, soms werden er ook
danswedstrijden op de wittenburgergracht gehouden, er werd dan
over de gehele gracht, van Oostenburg tot Kattenburg een houten
vloer gelegd en werden er wedstrijden gedanst, mooi orkest erbij en
artiesten, zoals willie alberti en toby rix, de wama's, veel oud
wittenburgers zullen dit nog wel weten. We maakten veel mee in de buurt, sommige mensen waren vaak
arm, men kreeg dan via de gemeente kleding, je was eigenlijk zo
blij met alles, een klein kistje met een bruin fluwelen gordijntje
ervoor was mijn boekenkastje, doordat mijn vader in de winter door
het geven van de danslessen wel wat meer verdiende, voor die tijd
dan, hadden wij het redelijk goed, ik mocht zelfs doorleren, daar
liep ik dan vanaf school met mijn boekentas, wat werd ik geplaagd
door de kinderen, want menig meisje die van de lagere school
kwam in die buurt, die ging werken of jong trouwen, op zichzelf was
dat heel gewoon, ik zag dat helemaal niet zitten, op mijn 18
verhuisden wij naar Osdorp, mijn oma bleef tot haar dood wonen op
de Grote Wttenburgerstraat, lange tijd vond ik het afschuwelijk om
naar Wittenburg terug te gaan, niet dat ik mijn oma niet wilde zien,
maar het schaamtegevoel heeft lang geduurd, toen mijn oma
overleed in 1967 beseft ik pas, wat er een fijne mensen woonden, ik
kende natuurlijk niet iedereen, maar wel veel mensen, mijn oma
werd gewassen en afgelegd door de buren die op onze trap
woonden, verder een wit laken voor het raam uit respect voor de
overledene, men wist echt wel hoe het hoorde, al was het een
volksbuurt, dat hoef je nu echt niet te vragen aan je buren of ze je
even willen wassen, ik zelf heb nog steeds die wittenburgse
gastvrijheid en zorgzaamheid in mij , ik help ook altijd mijn buren
overal mee, op Wittenburg lag er echt geen bejaarde 3 weken dood
in een woning, er werd gewoon meegekookt en boodschappen
gedaan, de was gedaan, veel gelachen werd er ook, om de kleinste
dingen, er werd gelet op de mensen. Wij hadden een buurman op 3-hoog, die ook graag een borreltje
lusten, oom Janus had dan de gewoonte om wel naar huis te
komen, hij werd dan door de politie gebracht, hij zat op de
motorkap en heel wittenburg hing uit het raam, toen hing men nog
uit het raam om naar mensen te kijken en dan ging oom Janus
beneden in het trapportaal zijn roes uitslapen, als kind schrok je je
dan te pletter, want je viel over de man heen, en ik vergeet nooit de
man die elke zaterdagavond flink aangeschoten ''granada'' zong om
1 uur in de nacht, die heeft dan ook vaak een emmer water over
zich gekregen, ''man hou toch je kop'' werd er dan uit de ramen
geroepen, nu dat hielp niets, want elke zaterdag was het weer raak
met ''granada'' De hele familie woonde allemaal bij en op elkaar, elke middag thee
drinken bij oma en lachen en ruzie maken, nu ik zelf op leeftijd ben
en de rollater in de verte al zie aan komen schuifelen, besef ik
steeds meer hoe gelukkig wij als kinderen waren, overal had je ook
kleine winkels, de Grote Wittenburgerstraat zat vanaf de gracht tot
het lange end toe vol met winkels, we hadden zelfs een dokter in
de straat, dokter Alberda, die veel kinderen ter wereld heeft
gebracht, allemaal leuke winkels, alles was te koop, zelfs 2
kroegen zaten er, slagerijen, bakkers, melkboeren, jantje van alles
was een winkel, die verkocht huishoudelijke artikeleen, een kleine
''blokker'' nu, iedereen kende elkaar, jaren, jaren later toen
Wttenburg gesloopt was en de flats er stonden en ik weleens op
Kattenburg kwam bij een tante, deed het mij pijn, dat alles zo
veranderd was, alleen de grote kerk stond er nog, op die stoep
zaten mijn zusje en ik te wachten op onze oma, als zij van haar
werk kwam, kleumend van de kou, hartje winter, want zij had altijd
wel wat leuks in haar tassen voor ons, nu ik nog weleens langs die
kerk rijd, schieten de tranen altijd in mijn ogen en zie ik mij weer
zitten op die koude stoep van de kerk. ik denk nu met heel veel liefde terug aan mijn jeugd en ben trots
dat ik een Wttenburger ben, het schaamtegevoel is overgegaan in
warme genegenheid en vooral aan een zin van mijn oma,daar denk
ik nog vaak aan ''als de kachel maar brand en je buik is vol, dan
ben je een gelukkig mens'' en dat waren wij in die tijd dan ook. martine homma (bijnaam poppie)
Foto's uit de beeldbank van amsterdam