Ingrid Punt / 05-06-2011
Wat is er voor een kind nu leuker dan een snoepwinkel? Juist niets, tenminste in de tijd dat ik zelf nog een kind was. Maar we waren natuurlijk nog niet zoveel gewend als de jeugd van nu. Een kinderhand was letterlijk gauw gevuld. Soms met een stuiver, daar kon je dan één snoepje voor kopen en – als moeder een goede bui had – soms wel eens een dubbeltje, maar nog vaker gewoon niets.
Soms vonden we op straat een cent en dan gingen we met die cent naar Roeffie. Roeffie runde samen met zijn broer een snoepwinkeltje in de Czaar Peterstraat en had, zoals ze dat noemen, een visuele handicap. Wij noemden hem gewoon "schele Roeffie". Om die handicap enigszins te verzachten, droeg hij een grote bril met jampotglazen. Wij vroegen ons af hoe hij door dat ding kon kijken...En dat kon hij dus ook niet,
maar zonder bril zag hij ook niets en dat kwam ons nu juist zo goed uit want je kon hem een cent in zijn hand drukken en hem wijsmaken dat het een stuiver was. Na een tijdje die cent voor zijn bril te hebben gehouden en hem daarmee dus letterlijk onder de loep hield, probeerde hij het ook nog even zonder bril om dan toch maar aarzelend tot de conclusie te komen dat wij dan misschien wel eens gelijk konden hebben. Zolang hij bezig was met zijn inspectie hielden wij de trap naar de bovenverdieping nauwlettend in de gaten, want daar boven hield de broer van Roeffie zich meestal schuil. Ze droegen beiden een bruine stofjas maar daar hield de gelijkenis dan ook wel mee op. De broer van Roeffie – geen idee hoe de man heette – was zeker anderhalve kop kleiner, had over het algemeen een chagrijnige bui en, wat wij het meest irritant vonden, hij had de ogen van een havik. Zodra deze broer de trap afkwam waren wij de pineut want dan nam hij de cent uit de knuist van Roeffie om ons venijnig toe te snauwen: " Het is een cent!!!" Ja dat wisten wij ook wel, maar Roeffie had gelukkig zijn twijfels. Soms hadden we geluk en bleef broerlief op de bovenverdieping en liet hij Roeffie het vuile werk opknappen.
In de wand achter de toonbank stonden de potten met losse snoepjes, zuurtjes, toffees etc. Ze gingen per ons en werden door Schele Roeffie – uiteraard onder ons toeziend oog – ‘zorgvuldig’ afgewogen, begeleid door ons kritisch commentaar dus ook meestal in ons voordeel. Aan de andere kant van de winkel was een grote glazen vitrine waarachter de heerlijkste lekkernijen lagen uitgestald. Stroopsoldaatjes, nogaknotsen, nogablokken, lollies, spekken, trekdroppen.
Je kon het zo gek niet bedenken...
het water loopt me nog in de mond.
Nu wil het geval dat ik op een mooie zonnige dag samen met mijn twee vriendinnetjes Hennie en Lenie de Haan naar het Oosterpark mocht om te picknicken. Een deken en een fles Exota in de smaak champagnepils mee. Onze meegekregen stuivers en dubbeltjes legden we bij elkaar. Eerst maar eens naar Roeffie want we wilden natuurlijk niet omkomen van de honger. Het bleek inderdaad een mooie zonnige dag want Roeffies broer bleek in geen velden of wegen te bekennen en Henny en ik besloten voor ons bij elkaar gelegde geld wat los snoep uit de potten achter de toonbank te kopen. Lenie daarentegen was het daar absoluut niet mee eens, ze stond verlekkerd voor de glazen vitrine maar moest – als jongste – het onderspit delven. We kozen een ons van dit en een ons van dat en terwijl Roeffie de potten openschroefde en de onsjes "zorgvuldig" stond af te wegen hoorden wij achter ons Lenie luidruchtig de glazen vitrine openschuiven. Terwijl ze van alles één exemplaar pakte, zei ze: "een ons van dit en een ons van dáááát", en alles verdween in haar zakken. Spaans benauwd hadden Henny en ik het, maar Roeffie had niets door en op dat moment kwamen we tot de conclusie dat niet alleen zijn gezichtsvermogen te wensen overliet. Wij hebben heerlijk gepicknickt die dag en zijn nog dagenlang misselijk geweest.
Boontje komt om zijn loontje!!!