Ed de Rooij / 27-01-2014
Mijn naam is Eddy de Rooij geboren in 1941 en die van af januari dat jaar opgroeide in de Kleine Kattenburgerstraat 154’. Het gezin waar ik bij hoorde woonde op 1 hoog recht tegenover slager de Boer. Het was een van de nieuwere huizen van ver voor de tweede wereldoorlog maar daar was alles mee gezegd. Ruimte was een relatief begrip als 5 mensen 2 slaapkamertjes, een huiskamertje en een keukentje tot hun beschikking hadden. Buiten aan de achterzijde een waranda voorzien van een kolenbak met uitzicht op het schoolplein en tussen de gebouwen van de school en ons huis door het zicht op Wittenburg, met name op die grote houtloods voorheen de scheepswerf van Groen. Wel was het een van de bevoorrechte huizen met in de wc een kleine doucheruimte voorzien van een echte geiser, die altijd met een kleine ontploffing aansloeg. Dat was in de winter Spartaans douchen omdat het binnen net zo koud was als buiten, daar spouwmuren niet in goedkope woningen aanwezig waren. Een 7 centimeter steens muurtje aan de oostkant scheidde de vorst buiten van de vorst binnen. PIETEROLIEKACHELMijn vader en moeder hadden om de kou enigszins te temperen een pieterolie kacheltje, zo een zwart rond ding met een micaglaasje waar je deze mooi doorheen kon zien walmen.
Deze warmtebron die iedere vrijdag van de keuken naar de douche heen en weer pendelde en zo voorkwam dat je niet bevroor, maar alleen met kippenvel tot onder je hoofdhaar het wekelijkse schrobgebeuren kon overleven. De ruiten in de slaapkamer waar ik met mijn broer met het stapelbed de ruimte deelde, waren des s’winters zwaar met ijsbloemen
versierd. Fantastisch om je hand in af te drukken maar tot afgrijzen van je ouders omdat de ruit wel eens kon sneuvelen. Maar meestal was het zaak snel uit bed naar de keuken te vluchten, waar de oliekachel stond te stinken maar het ook behaaglijk warm en gezellig was. Iets waar ook zeker 3 kinderen in de keuken en een moeder die het ontbijt verzorgde hun warmtebijdrage aan toevoegde. Over efficiëntie gesproken. WERKSPOOROnze vader werkte bij Werkspoor waar nachtdienst nog bestond. Die sliep dan meestal, dus de eierenkolenhaard waar briketten in werden gestookt in de huiskamer brandde niet.
Fluisteren was de boodschap en moe wees veel betekenend met haar duim richting huiskamer waar pa op de onderschuiver lag te snurken. “ssstt! je vader! zei ze dan. Dat gaf toch wel een ontbijt met aanleiding tot ingehouden gegniffel. Er waren toch twee dichte deuren tussen de keuken en de huiskamer, maar om enig gerucht buiten te sluiten behoeven deze deuren niet echt dicht te blijven. Of het papier was, zo leek het wel. Oude kranten en lappen tussen de tochtende kieren was het thermopheen van die tijd. De woning was slecht geïsoleerd zowel in warmte als geluid, en het tochtte net zo hard als in al die andere oude krakkemikkige woningen in de buurt. Toch had ik dit niet willen missen en het behoort nu tot de dierbare herinneringen.SCHAATSENIk herinner mij ook dat als het goed had gevroren er prima een paar stappen buiten de deur geschaatst kon worden. De eerste uitglijders met het houten krukje uit de keuken onder leiding van pa die zelf een behoorlijk rondje kon schaatsen op van die dingen met van voren naar boven wijzende ijzers. En dat gebeurde op de Binnenhaven even over de Mariniersbrug onder de spoortunnel door. Aan de rechter zijde van het bruggetje over de Binnenhaven, wat de toegang naar de Handelskaai was, en waar die twee loodsen voor lompen en papier half in het water nu dus in het ijs stonden. Een mooie vlakke ijsvlakte helemaal tot aan de Koninklijke Hollandse Lloyd. Mijn vader in z'n goede zondagse pak begint aan zijn baantjes met krachtige uithalen. Ik stond paf dat mijn vader dat zo maar kon. Helaas kwam er na een paar rondjes abrupt een einde aan dit staaltje schoon schaatsen want een van die opstaande punten bleef hangen in de zoom van zijn zondagse broek die toen naar de mode nogal wijd op de pijpen uitviel. Behalve dat hij plat als een dubbeltje ging ook een winkelhaak tot boven zijn kuit. IJs pret over, zondagse broek kapot en gemor in de huiselijke kring omdat anders als nu, elk dubbeltje twee keer moest worden omgedraaid om de broek te vervangen. Als het werkelijk goed vroor ontstond er een enorme ijsvlakte van Werkspoor tot de Mariniers brug inclusief de Kattenburger kade tot de Anna kerk aan toe. Bij Mesman transportbedrijf voor de deur op de kade werd meestal een baan geveegd en in de avond verlicht waardoor er lekker lang kon worden rond geklost. Je kleunde in je begin jaren maar wat rond op houten schaatsen met van die gekleurde bandjes die nooit goed zaten en de leren bandjes altijd van doorgesleten waren. Was dat opbinden wel goed gelukt, kon je er gif op innemen dat de bloedtoevoer beneden de kuiten zowat werd afgeknepen, hetgeen je ontdekte op het moment dat de schaatsen, nadat je met veel moeite en kleumende vingers de bevroren knopen er uit had gekregen, werden afgedaan. De volgende beloning was een halfuurtje dansen van de pijn in je tenen die weer van blauw naar roze opgang kwamen. Friese doorlopers heten die dingen. Dat was dan ook exact wat ze deden “doorlopen of doodlopen”. Jonge jonge! Ik heb wat op m'n kont gelegen. Deze houten schaatsen werden in de loop van de tijd vervangen door lange noren op schoenen. Er waren ook kortere en hockey schaatsen maar als je die had werd je toch niet voor vol aangezien. Was een geheel nieuwe ervaring, vooral dat lang want je ging geheid in het begin achterelkaar op je neus. Daarbij stond je ook hoog en als je omzwikte heet het niet voor niks zwikken. Opgezwollen enkels, goed om een poosje met een rollator rond te krukken, maar die bestonden toen nog niet. Een avond schaatstocht begon meestal bij Leny en Willem Smit in “De Nieuwe Aanleg”, het café op de hoek van de Kleinestraat- Mariniersplein tegenover bakker Poen. Het vroor dat het kraakte, –18, een fijn briesje over het Mariniersplein er bij, het kon niet op! Na wat opruiende sterke taal aan de toog over mietjes die niks gewend zijn en achter de kachel kruipen, dapper de noren onder en hup het ijs op. Dat ijs was zo hard dat je amper grip had, en omdat daags er voor een ijsbreker een weg had gebaand naar Werkspoor of naar
Proost en Brand, was het bepaald hier en daar geen biljartlaken. Ik was bij pootje over ook al in een scheur geschaatst waardoor ik wel heel vreemd de bocht nam. Gleed zowat door tot tegen de spoordijk en dat dan ook nog over die ongelijk gevroren schotsen van wat de ijsbreker had veroorzaakt. Blauwe plekken niet te kort. Buiten dat de temperatuur ver onder “0” was ging het humeur daar ook zeer rap naar toe. Toen ik nog twee maal op mijn muil was gegaan was de maat vol. Trok voor de Abraham v Zijl en de Tealemanschool m'n noren uit en kwam meteen tot de ontdekking dat ik weer van die koude stompen had als oorheen met die bandjes schaatsen. Weer die verrekte pijn en dat getintel.Deze schaatsen maatje 42 zijn te koop voor 35 gulden! brulde ik. Verkocht! riep er een. jaar ging mijn schaatscarrière, maar het werd het toch nog een genoeglijke avond in “De Nieuwe Aanleg”. Daarna heb ik nooit meer op de schaats gestaan.Dit is een van de ontelbare herinneringen die ik nog steeds koester over een buurt die, beginnend in de 60tiger jaren en doorgaand tot op de huidige dag, voorgoed aan het verdwijnen is.
De groeten van een oude, oud Kattenburger.
Foto's Ed de Rooij:
Slagerij P de Boer; Mariniersplein; Kattenburgerkade in het ijs.