Dinie van Dijk / 17-02-2017
Die goede oude tijd in de Czaar Peterstraat
Dinie van Dijk woonde van 1934 tot 1943 in de Czaar Peterstraat. In vijf afleveringen schrijft Dinie in de Eilander over haar jeugd in de Czaar Peterstraat in de jaren dertig en veertig. Omdat zij door haar grootmoeder werd opgevoed en van haar veel verhalen over vroeger hoorde, neemt ze ons mee naar de eeuw van haar overgrootmoeder. Verderop leest u over een bezoekje aan een van de huidige bewoners van de 'dubbeltjeswoningen'.
Deel 1:
Over dampende borstrokken en eierkolen
Ik luisterde graag naar mijn oma, een vrolijke Amsterdamse vrouw met een hart van goud en een optimistisch karakter, hoewel haar jeugd niet vrolijk was. "Dien. ga de meester pesten en zorg dat je binnen het kwartier weer thuis bent want ik heb een grote was te doen'" Dat hoorde mijn oma steevast iedere maandagmorgen van haar moeder rond l WO. Zij zal toen een meisje van tien jaar zijn geweest, ongeveer dezelfde leeftijd als ik toen ik vol overgave naar haar verhalen uit haarjeugd luisterde.
Als oudste van acht kinderen had zij de zorg voor de kleintjes en zeker op maandagmorgen. Dan werden de peuters (bij mooi weer') met een lang touw aan de voordeur geklonken en konden zij buiten spelen en niet weglopen, bij slecht weer werd de hele groep in het gangetje gezet met een bak eierkolen en daar werd dan “ winkeltje' mee gespeeld. Er was daarbij wel enig toezicht nodig en wat lag er meer voor de hand dat Dientje maar moest spijbelen van school. Toen ik dat hoorde van die eierkolen, vroeg ik haar: "maar hadden jullie dan geen speelgoed?” "Speelgoed kind" zei ze, “nee dat hadden wij niet, je was al blij als er iedere dag eten op tafel stond.”
Wassen aan huis
Dat was de reden dat(opoe Bakker, geboren Blankers) nog wassen aan huis deed voor de meer welgestelden. Het karige loon dat haar vader als machinebankwerker bij Werkspoor verdiende was niet genoeg om al die hongerige magen te vullen. Er werd toen nog met de hand gewassen, gebleekt, in het blauwsel, gesteven en met de kolenbout gestreken.
Bij een benedenwoning had je de beschikking over een plaatsje en zo ook op nummer 26 in de Czaar Peterstraat. Achter de keuken, als je die vierkante meter zo mocht noemen, kon opoe met droog weer daar terecht met haar wasbord, teil en waslijnen. O wee, als het regende. Dan hing de tweekamerwoning vol met dampende borstrokken, lijfjes en blij opboezelaars. Dan konden de kinderen. geen kant meer op. weer in het gangetje en ... winkeltje spelen met de kolen.
"Werden jullie daar niet vreselijk vies van?" vroeg ik eens. Ze vertelde dat de kleintjes tijdens dat spelen minimaal gekleed waren, alleen ondergoed. Dat spaarde kleren en wasgoed, want dat laatste had opoe genoeg. Opoe leeft allang niet meer en mijn oma Dien ook niet, maar vaak denk ik nog aan haar verhalen
Dini Hartendorp-van Dijk
Bron: De Eilander no 3 20 april 2001