Wies Hessing / 19-11-2005
Geboren in de Conradstraat tegenover het voormalige kledingmagazijn. Woont al dertig jaar op Kattenburg.‘Ik ben naar school gegaan in de Krayenhoffstraat. De school heette de De Ruiterschool. (nu B.O.E.). Eerst de kleuterschool, toen was ik vier. Ik scheelde zestien en een half jaar met mijn oudste zus. Ik ben er een van de zes. Ik trok veel op met mijn jongste zus en dat is nog zo, maar die woont nu bij het Borneo-eiland.Mijn vader was een Brabander en werkte bij de Marine. Hij leerde hier mijn moeder kennen, die toen al in de Conradstraat woonde. Wij gingen in de Conradstraat naar de tandarts en naar de GGD. Dat gebouw staat er nog en ik heb zelfs met mijn dochter daar ook nog bij de zuigelingenzorg gelopen. Aan het eind van de straat had je bij de spoorweg ook nog zoiets als een broodfabriek.Ik ging met mijn zusje naar school. De hele buurt kende de buurt, dus daarvoor zal ik wel met anderen zijn meegegaan. Het was een hele leuke school. We hebben nog een poosje in de Leeghwaterschool gezeten, omdat we een nieuw schoolgebouw kregen. Je had ook nog de “Kimbagschool” (hoe je het schrijft weet ik niet.) Die school was voor kinderen die niet zo goed konden leren. Zij kwamen met de bus naar school. Wij moesten boodschappen doen, als we uit school kwamen, voor mijn moeder. Het verkeer was heel druk, vanwege de haven. De havenarbeiders kwamen van buiten Amsterdam met bussen.De Czaar Peterstraat was een winkelstraat. Ik heb ook nog een paar jaar bij bakker Sterretje gewerkt. Ik was toen 15. Ik was 12, 13 jaar toen moest ik bij mijn moeder thuis helpen. Mijn vader heeft niet zijn hele leven bij de Marine gezeten. Hij kon daar niet tegen en heeft met een ijskar in Oost gelopen. En ik als meisje moest 's avonds mee. Als ze ons aan hoorden komen, gingen de mandjes met geld en bestellingen naar beneden aan een touw. Dat meegaan heeft voor mij geduurd tot ik bij de bakker ging werken. We woonden maar in een twee-kamerwoning met zijn achten, dus we waren veel op straat en ik miste de school niet. We hadden heel veel kinderen in de straat en we deelden met elkaar. Een had een pop en de ander een springtouw, knikkers of tol. En dat deed je met elkaar. Wij, de jongsten, hebben het in wezen nog wel goed gehad. Mijn oudste zuster en broers groeiden in de oorlog op en dat was heel wat anders. Ik heb geen foto's van mijn schooltijd of van de Conradstraat. Ik hoopte nog in de fotoboekjes van de buurt wat te zien. Mijn moeder hing altijd uit het raam. Maar nee, niks hoor, over de Conradstraat. Als ik door de straat naar de tandarts rijd, dan kijk ik nog altijd naar nummer 30. Ik vind dat leuk, dan zeg ik: 'Hier hebben we gespeeld'. Ik vind het leuk dat ik in de buurt ben blijven wonen.