Mevrouw Boot-Bijl, aanleunwoning Flevohuis / 01-10-2007
Ik ben van 1922 en wil iets in het boek schrijven. Ook omdat ik 70 jaar in de Blankenstraat heb gewoond zal ik er wat over schrijven. Ik heb jaren met mijn ouders op no 50 1 hoog gewoond, met mijn tweelingzus en twee broers. Toen ik trouwde ben ik op 52 1 hoog gaan wonen en later naar 56 3 hoog. Het waren de mooiste jaren uit mijn leven. Als kind hadden wij daar een heerlijke jeugd: altijd buiten spelen met hele horden jongens en meisjes. Had je honger, dan gooide je moeder in een krant een boterham uit het raam. We hadden het niet breed, zoals iedereen in de buurt. Allemaal arm, maar we waren eensgezind: wat de een niet had, had de ander. De sfeer onderling was geweldig, die vind je nooit meer terug. De Czaar Peterstraat was heel gezellig, heel veel winkels en kroegen en een heerlijk groot asfalt, waar we geweldig konden rolschaatsen, allemaal achter elkaar. Niet iedereen had ze, dat maakte niet uit, dan mochten ze van die ze wel hadden ook een rondje. Er was ook wel eens ruzie in de buurt. Dat kwam ook door de grote werkeloosheid. Niemand had geld. Toen kwam de oorlog 40-45. Na 5 jaar honger en leed kwam er een einde aan die vreselijke tijd. Nederland ging langzaam vooruit. Ik trouwde in 1945 met een tientje van Lieftink, want al had je toen een paar centen, je kon er niets mee, alles stond vast. In 1949 kregen we een dochter, waar ik nu nog heel veel liefde van krijg. Mijn man heeft 40 jaar bij van Gend en Loos gewerkt als spanrijder, hij kwam tussen 12 en 1 uur ’s middags eten, de paarden voor de deur met voerzakken om ook te eten. Wat een heerlijke tijd. Nu zijn al mijn dierbaren weg. Mijn tweelingzus en ik wonen nu in een aanleunwoning, heel mooi! We maken er wat van. We zijn beide nog heel goed. De tijd van de Blankenstraat blijft voor mij mijn mooiste tijd. Ik loop er nog vaak door en kijk even naar boven: “ja, daar was ‘t”! Wij wensen jullie veel plezier met mijn verhaal.