Jaap Altelaar / 01-10-2007
Mijmeringen.De Hongerwinter 1944 op Wittenburg en de ParelschoolDe lagere school is iets wat hoogstwaarschijnlijk een onuitwisbare indruk, zo niet de meeste indruk, maakt op elk kind en dan zeker in oorlogsjaren.Eén ding hebben we later ontdekt: de Parelschool van toen heeft ons, ondanks de vreselijke tijd, een goede ondergrond gegeven.Later op een andere school merkte je dat je veel dingen al wist. Dat is de verdienste geweest van hen, die ons toen leiding gaven, bijvoorbeeld in de 1e tot en met de 3e klas juffrouw Bonset (waar Dientje Hutzeson het lievelingetje van was). Meester Grouwert, grootmeester van de vertel- en schrijfkunst, kreeg ik in de 4e klas. En dan tenslotte was er de degelijke meester Grolle in de 5e en 6e klas.Nu pas realiseer je je dat ze het prima gedaan hebben en dat er orde en regel was.....iets wat nu nog wel eens zoek is. Ach, niet alles wat nieuw is is goed, maar zeker geldt ook niet dat niet alles wat oud is slecht is.Eén ding wat een kind nooit mag meemaken is oorlog.Als kind van 8-9 jaar heeft onze klas de Hongerwinter 1944-1945 meegemaakt.Voor die tijd kregen de armste kinderen (en wie was er toen niet arm) schoolkleding, zoals klompen, kousen, een cape, alles met de bekende rode draad, want men moest een stigma hebben. Tijdens de Hongerwinter hield ook dit op, er was niets meer!!!Op kleppers en soms blote voeten en te weinig aan warme kleding, dus sommige jongens in een korte broek, was toen een beeld. Met armen en benen als bonenstaken; tentakels waarin een pannetje zat, in de hoop een hapje eten te kunnen bemachtigen. Zo stonden de leerlingen in de portieken van de Ravenstraat, enigszins beschut tegen de koude wind, letterlijk met holle oogkassen en spillenbenen.Les werd er allang niet meer gegeven: de schoollokalen stonden leeg, door gebrek aan cokes en andere brandstof werd er niet meer gestookt. Maar voor één ding ging ’s middags de school nog open, namelijk voor de uitreiking van een pollepel ‘eten’ uit de gaarkeuken. Eten dat soms nauwelijks op eten leek: aardappelschillensoep, koolzaadsoep en andere rommel. Sommigen van ons, kregen het, hoe groot de honger ook was, niet door hun keel. Anderen schrokten het letterlijk direct op, in de hoop iets meer te krijgen. Doordat ze eerder klaar waren, keken ze het ‘eten’ uit de monden van hun vriendjes en vriendinnetjes. Echter een strenge regel was: je moest alles zelf opeten. Maar toch lukte het soms vlug je pannetje over te gieten bij je buurman die uitgehongerd was. Als je klaar was werd bij de uitgang van het klassenlokaal in het pannetje gekeken of het leeg was: eerst eten en dan mocht je pas weg, vlug naar huis waar het meestal ook ijzig koud was, want brandstof was er niet meer.De tijd heelt alle wonden, zegt men. Ik ben benieuwd hoeveel van mijn klasgenoten nog weten hoe het ‘eten’ op school kwam.Op de Hoogte Kadijk was de gaarkeuken en dagelijks werd er voor de Parelschool door enige ouders met een handkar dit ‘eten’ gehaald. Erbarmelijke weersomstandigheden leken dit wel eens onmogelijk te maken.De gracht zoals wij die nu kennen, was toen anders: de ventweg was toen hoofdweg, waarlangs een hek stond en daar achter lagen de spoorrails; er stonden nog twee hijskranen en loodsen langs het water van de Nieuwe Vaart. Het wegdek van de gracht bestond uit keitjes, kinderhoofdjes genaamd. Ondanks de koude wind, de hoge sneeuw en de onvergetelijke lage temperaturen, werd dus door deze mensen, zonder een gram vet op hun lijf deze hindernis genomen. Ook als er geen ‘eten’ meer verstrekt zou worden, bleven zij op pad gaan. En nog hoor ik het gejuich en zie ik de opwinding als ze er toch in geslaagd waren alle hindernissen te overwinnen.Op één zo’n dag stonden we bibberend, tot aan het merg verkleumd, te wachten. Plotseling werd er vanuit de Grote Wittenburgerstraat geroepen: “ze komen, ze komen.” En dat beeld, waarvan nik me herinner dat sommige mannen de kar duwden en andere via een dik touw de kar trokken, vergeet ik nooit meer. De vader van Johnnie Nassauw was één van die mannen. Hij liep links van de kar te sjorren, door de sneeuw. Toen de kar de Ravenstraat indraaide en hij het gejuich van allen aanschouwde, stak hij uitgeput zijn arm omhoog, het lichaam sterk overhellend naar voren, alsof hij wilde roepen: “We hebben het gehaald, we hebben het weer gehaald!” Een beeld om nooit meer te vergeten.Hoeveel kinderen daardoor de oorlog overleefd hebben zullen we nooit weten.In 1949 (6e klas) verlieten we de school, wij waren op een zaterdagmorgen voor het laatst bijeen. Allen naar omstandigheden mooi gekleed...........het was onze afscheidsdag!!Meester Grolle was vrolijk. De degelijke meester, we hadden hem al soepeler meegemaakt op ons driedaagse schoolreisje naar Oud Valkeveen, van het VKF (Vakantie Kinderfeest).Uit de achterzak van zijn grijze kostuum haalde hij zijn portemonnee: “Japie, kom eens hier”, zei hij, “haal voor ons allemaal op deze feestelijke dag een ijsje bij Cjamin.” Trots als een aap liep ik over Kattenburg naar Cjamin op het Kattenburgerplein. Geen agent hield me aan om te vragen waarom ik niet naar school was (want die controle was er nog). Met dat ijsje en de ontspannen sfeer in de klas gaf meester Grolle iets van zichzelf. Sommige meisjes huilden, anderen hadden een brok in hun keel: een nieuwe stap naar de maatschappij zou genomen worden. En de Parelschool op de oostelijke eilanden had de basis gelegd. Een school in een moeilijke tijd, om nooit te vergeten!!!Jaap Altelaar.Foto: reunie 100 jaar Parelschool, 1988.